Dragers

Jason van der Burgt (april 2014)

‘Een hele triatlon zou toch wel weer leuk zijn’

 

Hij doet aan triatlon totdat hij anderhalf jaar geleden een plotselinge hartstilstand krijgt. Zijn vrouw overreedt hem een ICD te laten plaatsen, die hem bij een volgende hartstilstand een terechte shock geeft. De impact is groot, maar met aangepaste ICD-instellingen spookt deelname aan een triatlon nu toch weer door het hoofd van Jason van der Burgt, die hier zijn verhaal doet.

 

Jason van der Burgt

 

Het is half acht ‘s ochtends en ik geef mijn vier maanden oude dochtertje Merel de fles. Agnes, mijn vrouw, staat onder de douche. Na acht jaar is het ons eindelijk gelukt een kind te krijgen. We zijn dolgelukkig. Het zwangerschapsverlof van Agnes is net voorbij en ze maakt zich op om naar haar werk te gaan. Over een half uur zal ze vertrekken.

     Het volgende dat ik me herinner is dat ik wakker word in het ziekenhuis en mijn vrouw zie staan. Ze praat lief tegen me, maar het dringt nauwelijks tot me door. Wat doe ik hier, vraag ik me af. Stukje bij beetje wordt het me de komende uren duidelijk. Ik blijk een hartstilstand te hebben gehad en lig in het ziekenhuis. Agnes heeft me gevonden: met een grijs gezicht en onderuitgezakt zat ik op de stoel met een krijsende Merel boven op me. Toevallig heeft mijn vrouw de week ervoor bij de fysio de poster over reanimeren uit haar hoofd geleerd. Ze heeft het meteen kunnen toepassen. Eerst Merel terug in bed gelegd en toen 112 gebeld. Binnen de kortste keren stonden er twee ambulances, een ziekenauto en een brandweerauto bij ons in de straat. Later hoorde ik dat dit veel impact heeft gehad in de buurt.

 

Twee dagen in coma

Wauw, een hartstilstand, denk ik, en wat nu. Ik word verzorgd en iedereen is lief tegen me. Langzaam mag ik meer, of eigenlijk: kan ik meer. Het blijkt dat je op vla helemaal niet hoeft te kauwen, maar dat je het kunt doorslikken; dat wist ik niet meer. Agnes legt het me geduldig uit. Iedereen vind ik lief en elke vrouw geef ik een vette glimlach. Er komt ook steeds meer bezoek. De eerste dagen herken ik niemand, maar dat besef komt gelukkig steeds sneller. Iedereen is geschrokken. Ik laat het over me heen komen en vind de aandacht alleen maar leuk. Even herstellen, denk ik, en dan kunnen we de draad weer oppakken. O ja, wat was die draad ook al weer? Ik kan het me niet herinneren. Ik had twee dagen in coma gelegen terwijl mijn lichaam werd gekoeld en vervolgens weer werd opgewarmd. Het bleek dat ik twee dagen voor de hartstilstand twee triatlons had gedaan. Op zaterdag een sprint en op zondag de halve van Stein. Ja, ik was op en top sportman en draaide hiervoor mijn hand niet om. Ik kon alles aan. Ruim een jaar geleden had ik immers nog meegedaan aan de wereldkampioenschappen triatlon in Hawaï. Ik kon de hele wereld aan en mijn conditie was uitstekend.

     Waarom moet jou dit nu gebeuren, vroeg het bezoek zich af. Zo jong en zo goed in conditie. Ik was pas 42 jaar en had nooit last van blessures. Een logische vraag, maar ik kon het antwoord niet geven. Ik vond het ook niet zo belangrijk. Belangrijker was dat ik er weer bovenop kwam. Zorgen dat ik die verdomde trap weer kon oplopen, want dat was het ijkpunt dat ik weer naar huis kon. Na een aantal dagen in het ziekenhuis nam Agnes Merel mee op bezoek. Ik kon me niet meteen herinneren wie ze was. Gelukkig kwamen de herinneringen snel weer naar boven. Een heerlijk meisje is het. Altijd lachen!

 

ICD voor de zekerheid

Dag na dag ging het beter met me. Er werden allerlei onderzoeken gedaan en de uitslagen kwamen langzaam binnen. ‘Nee, we hebben niets kunnen vinden. Het lijkt een kleine ontsteking, maar zeker weten we het niet. Je hebt wel een hele lage hartslag, is ons opgevallen.’ Ja, dat klopt. Mijn hartslag is ‘s ochtends als ik wakker word ongeveer 35 slagen per minuut. Waarschijnlijk vanwege de duursport die ik doe. Ik wist er alles van, want ik ben immers inspanningsfysioloog. ‘Het lijkt ons beter dat er een ICD bij je wordt geplaatst’, werd me verteld. ‘Die kan je hart in de gaten houden en je redden als dit nog eens gebeurt. Je hebt de keuze uit een subcutane ICD aan de zijkant van je lichaam of eentje met een draad op je borstkas. De tweede lijkt ons beter gezien je sportactiviteiten.’ Ik begreep nauwelijks waar het over ging en welke keuze ik moest maken. Blijkbaar heb ik samen met Agnes ingestemd met de voorkeur van het ziekenhuis. Later vertelde ze me dat ik eigenlijk helemaal geen ICD wilde, maar dat ze me het heel erg heeft opgedrongen. Ze had zich goed laten voorlichten. Ik werd geopereerd en de ICD werd geplaatst. Er werd veel zorg aan me besteed en ik hield goede herinneringen over aan het ziekenhuis.

     Na twee weken mocht ik naar huis. ‘Zes weken rustig aan doen’, was het advies dat ik meekreeg, ‘en niet te veel met je arm bewegen. Dus ook je dochter niet optillen. De wond moet zich nog goed herstellen en de draad moet eerst goed vastzitten. O ja, en elke dag deze vijf pillen slikken.’ Ik vond het prima. Ik mocht naar huis, dat was het belangrijkste. De vraag naar de oorzaak was nog steeds niet opgelost. Een MRI van mijn hart kon niet meer worden gemaakt. Geen oorzaak gevonden en dus ook geen advies om te stoppen met sporten. Althans, niemand kon er iets zinnigs of rationeels over zeggen. Behalve dan dat ik de eerste zes weken rustig aan moest doen met die ene arm.

 

Weer hardlopen

Ik mocht nog steeds sporten, dus pakte ik de draad weer op. Ik had er ook alle tijd voor. Inmiddels zat ik al weer een aantal maanden thuis van mijn werk. Een paar maanden voor mijn hartstilstand was ik door mijn werkgever Defensie naar huis gestuurd. Mijn functie werd opgeheven en ik was een van de zesduizend die een andere functie mochten zoeken.

     Ik begon weer rustig aan met hardlopen. Daar had ik mijn arm niet voor nodig. Om te beginnen rustig een minuut dribbelen en dan weer wandelen. Mijn coördinatie was nog niet helemaal terug, maar elke dag ging het beter. Ook diverse herinneringen kwamen weer naar boven. Wel hield ik een gat in mijn geheugen van ongeveer tien dagen, van een week voor de stilstand tot vier dagen erna. Langzaam bouwde ik het lopen uit en na ongeveer twee maanden liep ik weer ruim anderhalf uur. Zwemmen deed ik niet. Dit was me ook afgeraden, omdat het bij een hartstilstand in het water zo lastig is om te ademen.

     Ik focuste me dus op het lopen. Dit was ook mijn favoriete en beste onderdeel bij de triatlon. Ik had de laatste jaren een paar marathons gelopen en het was toen eindelijk gelukt onder de magische grens van drie uur te duiken. Vorig jaar had ik nog meegedaan aan de Ronde van Texel. Dit was 60 kilometer hardlopen. Ik was benieuwd wat er na de marathonafstand met me zou gebeuren. Zou ik het mentaal trekken? Ja, was het antwoord. De Ronde van Texel ging erg goed en na vijf uur was ik terug en mentaal was ik mezelf niet tegengekomen. Nu wist ik dat er ook de dubbele Ronde van Texel bestaat. Twee ronden van 60 kilometer maakt 120. Dat leek me een mooie uitdaging. Ik had hiervoor nog meer dan een halfjaar en als ik het rustig opbouwde, kwam het precies uit. Ik bleef dus rustig doortrainen en beetje bij beetje verlegde ik de afstand. Vier maanden na mijn hartstilstand liep ik weer 100 kilometer per week. Het ging goed en ik voelde me goed. Totdat…

 

Terechte shock

Ik word wakker, het is half zeven en ik blijf nog even liggen. Ik voel me goed. Vandaag geen training. Ik heb net een paar dagen hard getraind en heb nu rust. Voor de boeg staat een weekendje Ardennen met de triatlonvereniging. Gezellig een beetje mountainbiken en wat lopen. Ik kom overeind om onder de douche te duiken. Halverwege dat ik omhoog kom voel ik me duizelig worden. Rustig aan, denk ik. Wat volgt is alsof iemand me een knal voor mijn hoofd geeft. Mijn hoofd slaat links achterover en mijn kaken slaan op elkaar. Ik schrik en roep:  ‘Wie is daar?’ Na tien seconden versuft zitten besef ik dat de ICD is afgegaan. Agnes, die naast me ligt, is ondertussen wakker geworden. Ik zeg tegen haar dat ik denk dat de ICD is afgegaan. Ze komt bezorgd overeind en vraagt hoe het met me gaat. Ik vertel wat me net is overkomen en dat ik me nog niet helemaal lekker voel. Langzaam begin ik ook te zweten. Ik ben bang dat het weer gaat gebeuren en durf me nauwelijks te bewegen. Ik vertrouw mijn lichaam niet meer en heb angst. Agnes praat rustig tegen me, laat me concentreren op mijn ademhaling en geeft aan dat ze 112 gaat bellen.

     Binnen tien minuten staan twee ambulancebroeders naast mijn bed en ze sluiten me aan op een monitor. Niets aan de hand met mijn hart. Op de monitor is een normaal ritme te zien. Het advies is het ziekenhuis te bellen en vandaag voor een controle langs te gaan. Ik voel me al weer wat rustiger. Als ze vertrokken zijn ga ik douchen en kleed ik me aan. Agnes heeft ondertussen Merel uit bed gehaald en een afspraak gemaakt in het ziekenhuis. Om half tien kunnen we al terecht. Ik voel me totaal onzeker. Het vertrouwen in mijn ooit zo sterke lichaam is volledig verdwenen. Ik ben flink geschrokken en de vasovagale reactie (plotseling en voorbijgaand verlies van het bewustzijn door een afname van de bloedstroom naar de hersenen, red.) erna is puur mentaal geweest, denk ik achteraf. Zoiets heb ik wel eens eerder meegemaakt als ik iets medisch zie waarin ik me goed kan inleven.

     Vervolgens zitten we een halve dag in het ziekenhuis voor diverse onderzoeken. Er is niets te vinden. Er is contact geweest met ICD-leverancier Biotronik – ik heb een modem naast m’n bed staan waarmee ze om de zoveel tijd m’n ICD uitlezen – waaruit blijkt dat ik een terechte shock heb gekregen. Ik heb dus weer een hartstilstand gehad. Een oorzaak kunnen ze echter niet vinden. In de middag laten ze me gaan en vervolgens rijden we naar de Ardennen. Of ik thuis zou willen blijven, heeft Agnes me eerder gevraagd. ‘Nee’, zei ik, ‘ik moet wat afleiding hebben. Alleen thuis zijn is ook niet alles. In de Ardennen heb ik mensen om me heen en kan ik mijn verhaal kwijt.’ Zo gebeurt het later op de dag ook. Een aantal mensen is weer geschrokken en ik zie hoeveel impact het maakt op anderen. Mijn grootste impactmoment komt pas later op de dag. Eigenlijk in de nacht. Om tien uur ga ik naar bed. Maar om elf uur slaap ik nog niet. Vervolgens zie ik het twaalf, één, twee en drie uur worden. Er spoken allerlei gedachten door mijn hoofd. Ik realiseer me nu pas wat gedachten met je kunnen doen. Ik heb altijd gedacht dat ik mentaal sterk was, maar nu het heel dichtbij komt, kijk ik er anders naar. Het lukt me niet om mijn gedachten stil te krijgen. Wie zegt me dat ik morgenvroeg wel wakker word? Als ik nu ga slapen en ik word wakker, krijg ik dan weer een shock als ik overeind kom? Ik durf niet te gaan slapen.

     Sinds een paar jaar ben ik in opleiding tot sportpsycholoog en daarin heb ik geleerd hoe je gedachtetraining kunt toepassen. Maar het nu op mijzelf toepassen, nu ik gespannen ben, lukt me niet. Negatieve gedachten omzetten naar positieve gedachten en deze vervolgens gaan gebruiken vergt training vooraf. In de finale is het te laat. Pas om vier uur ’s nachts, toen Agnes en Merel dicht bij me kwamen liggen, is het me gelukt om in slaap te vallen. Toen pas kon ik denken: mocht het me nu gebeuren, dan maar met mijn geliefden om me heen.

 

Andere trainingsvorm

Na een paar weken moest ik op controle komen in het ziekenhuis. Ze hadden mijn casus besproken binnen het hartritmeteam en besloten dat het verstandig zou zijn als mijn ICD op pacen zou worden gezet: de ICD zou ervoor zorgen dat mijn hartslag niet lager zou komen dan 55. Ik kon hier wel mee leven en vervolgens werd er een programmeerkop op mijn borstkas geplaatst en werden de instellingen van mijn ICD veranderd. Dit voelde niet erg prettig en ik vroeg of het wat lager mocht. Dat kon en vervolgens werd hij afgesteld op 50. Dit voelde prettiger. Ik was nu aan de onderkant (50) en bovenkant (230) beschermd. ‘Ik kan dus weer volop gaan sporten?’ was mijn eerste vraag aan de artsen. ‘Nou meneer, het lijkt ons verstandiger als u het even wat rustiger aan gaat doen’, was het antwoord. Dat kon ik wel begrijpen. Sommige mensen hebben kennelijk twee keer een schop onder hun kont nodig om iets te begrijpen.

     Inmiddels ben ik ruim een jaar verder en heb ik geen problemen meer gehad met mijn hart. Ik heb nog wat literatuuronderzoek gedaan naar plotse hartdood bij sporters en kwam daarbij terecht bij cardioloog dr. Hoogsteen van het Maxima Medisch Centrum in Veldhoven. Bij hem heb ik vervolgens een second opinion gevraagd. Ik was benieuwd of hij met de gegevens die van mij bekend zijn een mogelijke oorzaak kon vinden. Uit zijn onderzoek kwam naar voren dat hij geen oorzaak kon vinden. Waarschijnlijk is een lage hartslag een risico dat sommige sporters lopen. Mijn vele duurtrainingen hebben waarschijnlijk een groot effect gehad op de nervus vagus en hebben ervoor gezorgd dat ik een lage hartslag kreeg. Hij zei dat hij als arts van de Rabobankploeg renners zag met een rusthartslag van 27; die sliepen ‘s nachts aan een monitor om het hart in de gaten te houden. Iedereen heeft wel eens een hartritmestoornis. Als je hartslag laag is, kan het zijn dat zo’n stoornis wat minder makkelijk wordt opgevangen. Tsja, sport is niet (altijd) gezond. Na deze conclusie legde ik hem voor om dan maar op een andere manier te gaan trainen. Dus minder lang en meer intensief. Hij gaf aan dat daar nog te weinig over bekend is en dat hij dit niet goed kon beoordelen.

 

Hele triatlon

Inmiddels train ik al weer een halfjaar drie keer in de week. Niet lang, een halfuur tot drie kwartier, voornamelijk interval. Dat wil zeggen korte inspanning met een hartslag die af en toe flink oploopt tot boven de 180 en daarna voldoende rust. Wanneer ik een zware dag of nacht heb gehad en ik moe ben, sla ik wat makkelijker een training over. Zo nu en dan doe ik een 10-kilometerwedstrijdje om te kijken waar ik sta. Zwemmen doe ik ook al weer in het zwembad. Langzaamaan komen er ook weer gedachten naar boven die zeggen dat een hele triatlon in een ver en warm land toch ook wel weer eens leuk zou zijn. Hoe kan ik nu zoiets denken, hoor ik veel mensen zeggen. Tsja, ik weet het ook niet, maar toch is het zo. Tijd doet veel met je.

 

 

Lees meer

Open archief (26 artikelen)