Dragers

Marian Verheij-de Keijzer (oktober 2005)

Ruim drie jaar geleden is het nu, op 6 juni 2002, dat ons leven voor altijd anders werd. Wij lagen die dag met ons binnenvaartschip in Keulen. Al heel vroeg hebben mijn man en ik, met onze zoon (5) en dochter (3), die dag het schip verlaten. Het plan was, naar het ziekenhuis in Holland te gaan, waar we een afspraak hadden op de polikliniek gynaecologie om wat bloeduitslagen door te spreken. De kinderen mochten mee en konden dan intussen naar de speelzaal in het ziekenhuis. Na de afspraak zouden wij onze oudste dochter (7) ophalen, die al op school zit en door de week op het schippersinternaat woont. Er was op school een markt georganiseerd en onze oudste liet ons stellig beloven, dat wij er zouden zijn... En wij beloofden dat grif. We hebben die belofte moeten breken. Ik zou pas 5 weken later het ziekenhuis weer verlaten, met een ICD.


Toen wij zaten te wachten bij de poli, ben ik totaal onverwacht, zonder van te voren iets bijzonders te voelen, voorover uit mijn stoel gevallen. Mijn man zag het gebeuren. Heel snel waren er mensen met me bezig. In eerste instantie was er geen paniek. Totdat een arts constateerde, dat er geen hartslag waar te nemen was. Razendsnel werd een hartteam opgepiept. Er is heel veel voor me gedaan. Reanimeren, infuus prikken, een defibrillator, die 7 keer zijn werk deed. Ik was er nog, ik leefde!


Door een wonder overleefde ik die hartstilstand, want dat was het. Mijn man heeft het gelukkig niet allemaal aan hoeven zien en werd heel goed opgevangen. De eerste 24 uur, nadat dit allemaal gebeurd was, ben ik ver weg geweest. Ik weet er niets meer van. Ook niet van de uren daarvoor, de autorit vanuit Keulen naar Holland. Mijn man heeft me alles eindeloos vaak moeten vertellen en ik kon het maar niet geloven. Het heeft lang geduurd, tot het allemaal echt goed tot me doordrong. En daar lag ik dan: 31 jaar, moeder van 3 jonge kinderen, met levensbedreigende hartritmestoornissen opgenomen in het ziekenhuis.


Al snel werd er een rijtje onderzoeken uitgedacht, die ik allemaal ondergaan heb. Letterlijk: ondergaan. Ik liet alles maar over me heen komen, omdat het niet goed tot me doordrong. Een katheterisatie bracht aan het licht, dat er een vernauwing bleek te zijn in een van de kransslagaders. Toen ik teruggereden werd naar de verpleegafdeling, kreeg ik opnieuw een hartstilstand. Nog zie ik de handen boven me om me te reanimeren.


Toen ik weer bij kwam, werd me verteld dat ik meteen terug moest naar de functie-afdeling,omdat ik direct gedotterd moest worden. En zo gebeurde. Vanaf die dag realiseerde ik me, dat ik me niet langer kon “verstoppen”. Ik kon maar beter hard gaan werken om alles op een rijtje te krijgen.


Al snel daarna werd er voorzichtig gesproken over een ICD. Want, ondanks het dotteren, was het niet uitgesloten dat de ritmestoornissen (ventrikeltachycardie) terug zouden komen. Een heel angstige gedachte was (en is!) dat. Na overleg in een team van artsen werd besloten,dat ik inderdaad een ICD zou krijgen. Gingen wij daarmee akkoord, zo vroeg men ons. Alsof we een keus hadden.


Na lange weken van wachten, waarin de implantatie nog twee keer werd uitgesteld, was het eindelijk zo ver. Op 9 juli 2002 kreeg ik het apparaat, dat mijn leven moest gaan redden. Moeilijk waren deze weken ook voor mijn man. Hij moest toekijken, thuis van alles regelen, maar zorgde er toch voor, dat hij iedere dag weer bij me was. Wat heb ik vaak voor het raam gestaan, uitkijkend over de parkeerplaats, of hij er al aan kwam.


Eenmaal thuis, na 5 weken, probeerden we “gewoon” verder te leven en pakten we voorzichtig ons werk weer op. In het begin was dat moeilijk, maar langzaam ging het beter. Het leven met een ICD was toch eigenlijk een voorrecht. Ik was er nog en voor herhaling was ik niet zo heel bang. Ik had toch mijn ICD? En die zou toch zijn werk doen, als het nodig was? (Wij wisten toen nog niet hoe ingrijpend dat is). Ons gezin eiste onze aandacht op en zo kwam ons normale leven weer op gang. Totdat...


Tweeënhalf jaar ging het goed. Er was zelfs wel eens een dag, dat ik niet aan mijn ICD dacht. Na een dag winkelen met een vriendin, 28 december 2004, ging het fout. We zaten in de auto, op weg naar huis, toen ik me even weg voelde zakken. Meteen daarop kwam de klap… Wat ik niet meer had verwacht, gebeurde zomaar. Binnen een paar seconden stond opnieuw ons leven op z’n kop. We zijn doorgereden naar huis. Stiekem geloofde ik, dat het een foutje was. Maar ik bleef me naar voelen, zodat we het ziekenhuis belden om te vragen wat we het beste doen konden. “Kom maar even hierheen”, was het antwoord.

In het ziekenhuis heeft mijn ICD nog 4 keer zijn werk moeten doen. Binnen 10 uur tijd klapte hij 5 keer. Alle keren was ik bij bewustzijn. Na elke klap werd mijn angst voor de volgende groter. Er was iets goed mis, dat begrepen we intussen wel. Een opname met weer verschillende onderzoeken volgde. Opnieuw een katheterisatie, waaruit ditmaal bleek, dat de kransslagaders in orde waren. Ook met andere onderzoeken kon men de oorzaak niet vinden. Andere medicijnen zorgden er wel voor, dat mijn hart intussen kalm(er) verder ging. Hetzelfde probleem als 2½ jaar geleden deed zich voor, maar nu met onbekende oorzaak. Wel werd voorzichtig geopperd dat mijn lekkende mitralis-klep de reden zou kunnen zijn. Maar eigenlijk werd dat niet echt logisch geacht, omdat er in het functioneren van de klep geen verslechtering te zien was.

Opnieuw had ik een ritmestoornis overleefd. En opnieuw sta ik, met mijn gezin rondom me, voor de taak om het leven weer op te pakken. Maar met zoveel angst is het me bijna onmogelijk. Elke dag is een bikkelhard gevecht tegen de onzekerheid. Ik vecht me door allerlei gevoelens heen. Elke pijn kan iets ernstigs zijn. Regelmatig zit ik stijf van schrik in mijn stoel, omdat ik mijn hartslag omhoog voel gaan. Stress doet heel rare dingen met je. Altijd was ik een nuchter denkend mens geweest en nog nooit had ik het gevoel gehad, het leven niet aan te kunnen. Maar nu wel. Ik werd zelfs een keer met een ambulance naar de spoedeisende hulp gebracht, omdat ik dacht dat de ICD elk moment zou kunnen klappen, zo naar voelde ik me. De ICD werd uitgelezen en het bleek loos alarm. Mijn angstige gevoelens bleken met me op de loop te zijn gegaan.

Maar, ondanks alle onzekerheid en angst, ben ik ervan overtuigd, dat ik niet voor niets mocht blijven leven. Ik heb de wonderlijke bescherming van God ervaren in het ingrijpen van de ICD. En daarmee gaan we, ook als gezin, verder. Soms met de moed der wanhoop, maar ook vertrouwend op God. Ik heb een lieve man en drie lieve, ondeugende kinderen, die er voor me zijn. En dat helpt me erdoor. Ook onze familie staat voor ons klaar, als dat nodig is. We zijn intussen ook weer gaan varen. Twee kinderen wonen nu op het schippersinternaat.

We bidden en hopen dat er weer een dag komt, dat ik er niet aan heb gedacht dat ik een ICD heb. Natuurlijk ben ik er blij mee. Alleen sta ik nu even niet op vriendschappelijke voet met dat ding. Maar dat komt vast wel weer. En bij de beperkingen, die ik op het moment ervaar in het gewone leven, probeer ik steeds te denken: Wees dankbaar om wat je kunt, niet bedroefd om wat je niet kunt!

 

Lees meer

Open archief (26 artikelen)