Over de ICD

Wat is een ICD?

Een ICD of Implanteerbare Cardioverter Defibrillator lijkt op een pacemaker, maar is aanmerkelijk gecompliceerder. Het systeem bestaat uit: de geleidingsdraden (ook "leads" genoemd), de ICD en het programmeerapparaat. Via de geleidingsdraden registreert de ICD voortdurend informatie over het hartritme. Hij controleert met name of het ritme te snel of te traag is en of het hart regelmatig klopt. De ICD is tegenwoordig een heel compact apparaat met een volume van ongeveer 36 cm³. Hij werkt als een kleine computer. Wanneer het normale hartritme verandert, registreert de ICD de informatie in de vorm van een grafiek die door de arts kan worden uitgelezen.

Deze gegevens bevatten heel nuttige informatie voor de arts. Hij kan ze uitlezen met behulp van een programmeerapparaat. Zo kan hij, indien nodig, de instellingen van de ICD wijzigen. De energie die nodig is voor de werking van de ICD, wordt geleverd door een speciale batterij met een levensduur van 5 tot 10 jaar, afhankelijk van het gebruik en het model. De ICD kan hartritmestoornissen opsporen en dan ingrijpen. Om deze ritmestoornissen op pijnloze wijze te kunnen onderbreken, geeft de ICD allereerst snelle stimulatiepulsen af aan het hart. In veel gevallen is deze stimulatie voldoende om de episodes van tachycardie te stoppen. Ze zijn niet pijnlijk en de meeste patiënten merken er zelfs niets van.

 

Indien de tachycardie ondanks de snelle stimulatiepulsen toch aanhoudt, geeft de ICD een elektrische schok af.. Wanneer bij een regelmatig, snel ventriculair ritme zoals een ventriculaire tachycardie een elektrische schok wordt toegediend, wordt van cardioversie gesproken. Indien het ritme van de kamers heel snel en onregelmatig is, zoals in het geval van ventrikelfibrillatie, wordt van een defibrillatieschok gesproken. De cardioversie- of defibrillatieschok is heel doeltreffend in het voorkomen van een hartstilstand. De ICD treedt ook in werking bij een te trage hartfrequentie (bradycardie). Hij werkt dan als een normale pacemaker.

Dankzij de voortdurende vooruitgang op dit terrein zijn momenteel verschillende ICD's beschikbaar voor verschillende behoeften. Er bestaan eenkamersystemen, met één geleidingsdraad in de rechterhartkamer, en systemen met twee geleidingsdraden, één in de rechterhartboezem en één in de rechterhartkamer. Het tweekamersysteem biedt uitgebreidere opsporings- en behandelingsmogelijkheden voor hartritmestoornissen. Er bestaan ook tweekamer ICD-systemen waarmee zowel snelle boezemritmestoornissen als kamerritmestoornissen worden behandeld.

De meest recente modellen zijn driekamer ICD-systemen die niet alleen de rechterhartboezem en rechterhartkamer stimuleren, maar ook de linkerhartkamer. Deze systemen waarmee het hart kan worden geresynchroniseerd, worden bij patiënten met een bepaalde vorm van hartfalen gebruikt. De dagelijkse zelftest van de ICD biedt extra veiligheid. Elke nacht controleert de ICD automatisch zijn werking zonder dat de patiënt het merkt. Indien het apparaat een afwijking opspoort, laat het op een vooraf ingestelde tijd een geluidssignaal horen, het zogenaamde patiëntensignaal.

De pulsgenerator (een klein kastje) wordt in de borststreek onder de huid (subcutaan) of onder de spier geplaatst. Deze kleine ingreep wordt gewoonlijk onder plaatselijke verdoving uitgevoerd. Aan het einde van de ingreep is meestal een kortdurende algehele verdoving nodig om het apparaat te testen. Het apparaat wordt via de geleidingsdraden met het hart verbonden. Tijdens de ingreep worden deze via een ader in het hart ingebracht. De werking van de ICD wordt getest en aan de specifieke behoeften van de patiënt aangepast. Meestal mag de patiënt enkele dagen na de ingreep het ziekenhuis verlaten.

 

Behalve de ICD met draden kennen we tegenwoordig ook een zogenaamde draadloze ICD, de S-ICD of subcutane (onderhuidse) ICD. Deze wordt geïmplanteerd onder de huid, links onder het borstbeen. Het grote voordeel van dit apparaat is dat er geen draden in het hart hoeven te worden gebracht. Daardoor is het risico op draadproblemen miniem en zijn eventuele infecties minder ernstig en daardoor beter te behandelen. Het nadeel is dat deze ICD groter is dan het conventionele apparaat en alleen een shock kan afgeven. De toepassing is daarom alleen mogelijk bij een beperkte groep hartpatiënten.

 

(Met dank aan de firma Medtronic)


Lees ook: S-ICD niet meer weg te denken (oktober 2016)