Partners

Saskia Klein (januari 2009)

Ik had nooit gedacht dat ik Jos zou mogen houden

Ik zal me eerst even voorstellen: Ik ben Saskia Klein, 30 jaar oud en sinds 2003 getrouwd met Jos, 36 jaar. We hebben 2 dochters: Merel van 5 en Norah van bijna 2. Op het moment van de hartstilstand van mijn man was Merel net 4 jaar en Norah 9 maanden oud.

 

Jos was bekend bij de cardioloog. In maart 2006 is hij op de fiets aangereden door een auto. Terwijl hij met de ambulance naar het ziekenhuis werd gebracht, hebben ze een hartfilmpje gemaakt en dat vertoonde afwijkingen. Uit onderzoek in het ziekenhuis bleek toen dat zijn hart lichtelijk vergroot was en dat zijn linkerhartkamer niet optimaal pompte. Of dit was veroorzaakt door het ongeluk of dat het aangeboren was, wist niemand. Jos had geen last van zijn hart en had dat ook nooit gehad. Hij hoefde geen medicatie te gebruiken en na een controle in juni 2007 werd een volgende afspraak gemaakt voor over 2 jaar. Zolang hij nergens last van had, hoefden we ons geen zorgen te maken. Dat deden we dus ook niet...tot 31 oktober 2007.

 

Het is kwart voor 6 's morgens als Jos er even uit gaat voor Merel die eng gedroomd heeft. Hij komt terug naar bed en we proberen nog even te slapen voor de wekker gaat. Ongeveer 10 minuten later begint Jos opeens te schokken. Ik geef hem een duwtje omdat ik denk dat hij droomt maar hij reageert niet. Het schokken wordt steeds erger en hij begint rare geluiden te maken. Ik doe het licht aan. Ik zie dat Jos helemaal verkrampt in bed ligt en naar adem hapt. Ik schud hem heen en weer, sla hem in zijn gezicht en gooi er wat water op uit het glas op het nachtkastje maar zelfs daar reageert hij niet op. Ik pak mijn mobiele telefoon en bel 112.

 

De telefoon gaat 2 keer over en ik krijg de telefoniste aan de lijn. Ik zeg tegen haar dat mijn man het heel erg benauwd heeft. Ze vraagt ons adres en stuurt meteen een ambulance. Op de achtergrond hoor ik haar ook nog om politieondersteuning vragen. Daarna vraagt ze of ik weet hoe ik moet voelen naar een hartslag in de hals. Dat weet ik en ik probeer het bij Jos maar ik voel niets.

 

Inmiddels is hij helemaal gestopt met ademhalen. Ik raak in paniek en probeer lucht in te blazen. De telefoniste roept me tot de orde en zegt dat dit niet het belangrijkste is. Er moet gestart worden met hartmassage. Maar daarvoor moet Jos van het bed af. Ze vraagt me hoe we wonen en of ik makkelijk bij de buren kan komen. Nu wonen we in een rijtjeswoning dus dat is geen probleem. Maar het druist tegen mijn gevoel in om naar beneden en naar buiten te gaan, bij de buren aan te bellen en te wachten tot ze opendoen en Jos in die tussentijd alleen boven te laten liggen.

 

Opeens schiet  me te binnen dat de buren meestal met het raam open slapen. Ik gooi het raam open en roep de buurvrouw. Ze reageert gelukkig meteen. Ik zeg dat ik hulp nodig heb en dat ze moeten komen. Wat ik precies geroepen heb weet ik niet meer maar ik heb zo hard geschreeuwd dat zelfs de achterburen mij gehoord hebben.

 

Ik ren naar beneden en doe de voordeur open zodat de hulpdiensten straks meteen naar binnen kunnen. Vervolgens ren ik naar de keuken en doe de achterdeur open. Ik schreeuw nog een keer om hulp en als ik zie dat de achterdeur bij de buren opengaat, ren ik de trap weer op. Als ik bij Jos kom en naar hem kijk, word ik voor het eerst echt bang dat ik hem wel eens kwijt zou kunnen raken. Zijn gezicht heeft een akelige grijze kleur en zijn lippen zijn blauw. De buurman komt naar boven rennen en samen leggen we Jos naast het bed. Maar hij is veel te zwaar voor mij zodat zijn hoofd met een harde bons de grond raakt. Stiekem hoop ik nog dat hij daar misschien wakker van wordt.

 

Natuurlijk heeft Merel het rumoer ook gehoord. Ze ligt in haar bed te roepen en te huilen maar ik kan niet naar haar toe, hoe graag ik dat ook wil. Ondertussen heeft de buurman de telefoon gepakt en uit zijn woorden kan ik opmaken dat de telefoniste hem uitlegt hoe je moet reanimeren. Maar het dringt allemaal nog maar vaag tot me door.

 

Opeens hoor ik iets achter me. Ik kijk om en ik zie Merel op de overloop staan. Ze huilt en roept: "papa, papa, mijn lieve papa." Het wordt me teveel. Op dat moment gaat bij mij het licht uit. Ik raak totaal in paniek en kan me niets meer herinneren van wat er daarna is gebeurd.

 

De buurman heeft me later verteld dat hij Merel heeft opgepakt, terug naar haar slaapkamer heeft gebracht en de deur heeft dicht gedaan. Daarna is hij met behulp van de telefoniste verder gegaan met de reanimatie tot het ambulancepersoneel dat van hem overnam.

 

Zodra de politie er is, neemt een agente mij en Merel mee naar beneden. Ze zegt dat het geen pretje is om er bij te zijn. Vanaf dat moment kan ik me alles weer herinneren.

 

Als ik beneden kom staan de buurvrouw en overbuurvrouw in de keuken. Ik vraag aan Merel of ze met de buurvrouw mee wil. Gelukkig wil ze dat. Een meisje van 4 hoeft zoiets van dichtbij niet mee te maken. Norah slaapt nog en ik laat haar lekker liggen. De agente gaat weer naar boven en ik blijf beneden bij twee andere agenten die ook op de oproep zijn afgekomen. 

 

Ik pak de telefoon en probeer mijn ouders te bellen die vlak bij ons wonen maar ze nemen niet op. Daarna bel ik een oom en tante waar we erg close mee zijn, maar ook die krijg ik niet te pakken. Jos zijn moeder woont ook in de buurt maar haar wil ik niet bellen om haar niet te laten schrikken.

 

Ondertussen loop ik steeds heen en weer van de kamer naar de keuken en zeg tegen mezelf dat dit niet gebeurt. Ik kan het gewoon niet geloven. De agenten zetten me op de bank en proberen me een beetje rustig te krijgen maar wat ze zeggen dringt niet tot me door. Ik begin te bidden en ik hoop dat er iemand naar beneden komt om te vertellen dat Jos weer ‘bij' is en dat het goed gaat. Hij is gewoon even bewusteloos geweest en komt dadelijk de trap aflopen. Maar eigenlijk weet ik dat het wel ernstig is want tegelijkertijd ben ik doodsbang dat iemand komt om te vertellen dat ze niets meer voor Jos kunnen doen.

 

Om ongeveer 20 over 6 komt iemand zeggen dat ze hem naar het ziekenhuis gaan brengen. Ik vraag of hij alweer ‘bij' is, maar dat is niet het geval. 

 

Ik trek een paar schoenen aan en bel opnieuw mijn ouders. Deze keer neemt mijn vader op. Ik zeg plompverloren dat ze Jos aan het reanimeren zijn en dat ze bij me moeten komen. Mijn ouders zijn er snel. Ondertussen wordt het huis verbouwd. Schilderijen worden van de muur gehaald en kasten worden aan de kant geschoven om Jos met de brancard van de trap te krijgen. Ik trek mijn jas aan en stop nog een plastic zakje in mijn jaszak. Ik ben nog steeds misselijk en ik wil niet het risico lopen dat ik de ambulance onder spuug. Dan komt iemand zeggen dat Jos in de ambulance ligt en dat ik mee mag komen.

 

Ik kom buiten. Er staan 2 ambulances op straat, een auto van de centrale huisartsenpost en 2 politieauto's. Buren staan voor het raam te kijken. Ik kijk naar de ambulance waar Jos in ligt. De ramen zijn geblindeerd maar binnen brandt het licht. Ik kan de contouren binnen onderscheiden en ik zie dat ze nog steeds met hem bezig zijn. Ze rijden met hem weg en ik word naar de overgebleven ambulance gebracht. Als we de snelweg opdraaien, zie ik in de verte de zwaailichten van de ambulance met Jos erin. De chauffeur van mijn wagen vertelt me dat Jos een hartstilstand heeft  

gehad. Wat klinkt dat onwerkelijk. Dat gebeurt toch niet met jonge mensen, dat gebeurt ons toch niet?

 

Na 10 minuten komen we bij het ziekenhuis en rijden de garage binnen. Daar staat ook de ambulance waar Jos in gelegen heeft. Alle deuren staan nog open. De ambulancechauffeur brengt me naar een kamertje en laat me dan alleen. Het is inmiddels kwart voor 7, ruim drie kwartier nadat de hartstilstand is begonnen.

 

Een ambulancebroeder die er ook bij was, komt binnen. Hij komt naast me zitten en houdt mijn hand vast. Ik vraag of Jos al weer bij is. Zijn antwoord vergeet ik nooit meer: "Nee, nog niet en de prognose is niet best. Straks moet je misschien gaan nadenken of je wilt weten wat de oorzaak geweest is...".

De broeder is erg lief en blijft de hele tijd bij me. De ambulancechauffeur komt me nog een glaasje water brengen. Op dat moment ging ik er van uit dat ik Jos kwijt zou raken. Dat ik op mijn 29ste achter zou blijven met 2 kleine kinderen.

 

Na ongeveer een kwartier komt een verpleegkundige het kamertje binnen. Ik denk bij mezelf: "Ga weg, ga alsjeblieft weg! Ik ben er nog niet klaar voor om te horen dat Jos er niet meer is". Maar ze vertelt me dat Jos eindelijk zijn eigen hartritme weer heeft. Wat een opluchting!! Helaas voegt ze er meteen aan toe dat de cardioloog heeft besloten niet meer in te grijpen als hij nog een hartstilstand krijgt. Het klinkt verschrikkelijk hard maar gek genoeg begrijp ik het. Dat kunnen zijn hersenen natuurlijk niet aan. Het heeft nu al een uur geduurd.

 

De verpleegkundige neemt me mee naar de intensive care waar ze Jos naar toe hebben gebracht. Met lood in mjin schoenen loop ik mee naar zijn bed. Er staan verschillende mensen om hem heen die met van alles bezig zijn. Jos ligt in een soort van bubbeltjes plastic om hem te koelen. Op zijn hoofd zitten plakkers met draadjes eraan. In zijn arm bevinden zich infusen die verbonden zijn met grote spuiten en zakjes aan een standaard. Hij is aangesloten aan een monitor die zijn hartslag en allerlei andere dingen weergeeft en steeds piept en alarm slaat. Maar de allergrootste schok is de slang in zijn mond en het besef dat hij aan de beademing ligt. Ik zie zijn borstkas op en neer gaan maar besef dat hij dat dus niet zelf doet.

 

Ze trekken nog wat aan hem om het koelpak goed te doen en opeens begint hij spastisch met zijn armen te bewegen. Dat is het begin van 2 lange angstige dagen van wachten hoe hij hier uit komt. De verpleging bereidt me voor op het ergste. Zij zijn er van overtuigd dat Jos er na bijna een uur reanimatie iets aan overhoudt. Alleen hoe erg het is, dat is afwachten.

 

De volgende dag halen ze hem uit het koelpak en laten hem weer op temperatuur komen. ‘s Avonds krijgt hij er ook nog koorts bij maar die is de volgende dag gelukkig verdwenen. Het moment dat ze hem wakker laten worden, is aangebroken. Volgens mij ben ik van mijn hele leven nog nooit zo zenuwachtig geweest als die morgen. Zo bang voor hoe hij wakker gaat worden.

 

Ze stoppen met de slaapmedicatie en dan is het afwachten. Al vrij snel wordt hij onrustig en doet hij zijn ogen elke keer een beetje open. De IC-verpleegkundige vertelt Jos dat hij iets met zijn hart heeft gehad en daarom op de intensive care ligt. Ze vraagt hem om te knikken als hij haar hoort en snapt en Jos knikt meteen ja. Ze pakt zijn rechterhand en vraagt hem daarin te knijpen. Dat doet hij meteen. En ook met zijn linkerhand. Zijn benen bewegen eveneens. En hij herkent me! Ik was zo bang dat hij misschien niet meer zou weten wie ik was. Wat ben ik gelukkig en blij. En ik merk aan de verpleging dat ze verbaasd zijn over zijn reacties. Ze zijn zelfs lichtelijk ontroerd als hij mijn hand pakt en probeert er een kus op te geven wat moeilijk gaat met al die slangen in zijn mond.

 

Na anderhalf uur mag Jos van de beademing. Hij is erg moe en gaat slapen. Als ik na 2 uurtjes weer bij hem kom, zit hij rechtop in bed met een kopje koffie televisie te kijken. Onvoorstelbaar. Hij is wel wat in de war. Beseft niet waarom hij in het ziekenhuis ligt en ‘zeurt' steeds dat hij naar huis wil maar verder gaat het ontzettend goed.

 

De volgende dag wordt hij overgeplaatst naar de gewone afdeling waar hij via de telemetrie in verbinding staat met de hartbewaking. Lichamelijk gaat het heel erg goed met hem, maar het enige wat hij wil is naar huis. Hoe graag, dat wordt de volgende dag duidelijk: Zondagmorgen vroeg (5 dagen na de hartstilstand) word ik door het ziekenhuis gebeld met de vraag of ik wil komen omdat Jos weggelopen is. Ze hebben de politie al ingeschakeld. Met een noodgang rijd ik erheen.

 

Als ik in het ziekenhuis kom, heeft de politie hem al gevonden en naar de spoedeisende hulp gebracht. Hij heeft medicijnen gekregen tegen zijn verwardheid en die helpen gelukkig prima. Hij beseft inmiddels wat er gebeurd is. Toen ze hem vonden was hij al bijna een kilometer van het ziekenhuis verwijderd. En het onvoorstelbare is dat de agent die hem ‘opgepakt' heeft, dezelfde is als degene die woensdagmorgen bij mij beneden heeft zitten wachten.

 

Na 2 weken is Jos naar Zwolle gebracht waar men een biventriculaire ICD heeft geïmplanteerd. Na tweeënhalve week mocht hij naar huis.

 

Inmiddels (januari 2009) zijn we ruim een jaar verder en tot nu toe heeft de ICD geen shocktherapie hoeven te geven. Met Jos gaat het wonder boven wonder prima. Hij heeft alle artsen versteld doen staan. Ze zijn er allemaal verbaasd over dat hij de hartstilstand zo goed heeft doorstaan. Na zijn thuiskomst heeft hij met succes een programma hartrevalidatie gevolgd. Zijn conditie was trouwens vrij snel weer prima. Daarom heeft hij in januari 2008 zelf contact opgenomen met zijn baas omdat hij zo snel mogelijk weer aan de slag wilde. Begin februari begon hij met een paar uurtjes per dag. Geleidelijk werd het aantal uren uitgebreid en sinds mei 2008 is hij weer volledig aan het werk hoewel hij een lichamelijk zware baan heeft in de glastuinbouw. Hij sport ook weer en doet eigenlijk alles wat hij vroeger ook deed, behalve hardlopen. Dat durft hij niet meer.

 

Het enige wat hij aan zijn hartstilstand heeft overgehouden is dat hij wat vergeetachtig is en zich niet lang kan concentreren.

 

Zelf heb ik bij de verwerking van wat er allemaal gebeurd is enige tijd hulp gehad van iemand van maatschappelijk werk. Ik vind het soms nog moeilijk maar over het algemeen gaat het redelijk. Je raakt die beelden natuurlijk nooit helemaal kwijt. 

 

We wachten nu op de uitslag van het DNA onderzoek. Jos heeft gedilateerde cardiomyopathie en er wordt gekeken of het een afwijking is in zijn genen of dat het verworven is. Dat is nog even spannend, zeker met het oog op de kinderen.

 

Ons leven is veranderd, ontzettend veranderd. Dat is onvermijdelijk want de toekomst is heel erg onzeker geworden, maar we proberen er de positieve dingen uit te halen. We zijn elkaar bijna kwijt geweest maar dankzij een geweldige buurman en hulpdiensten hebben we elkaar nog. Daardoor weten we nog meer hoeveel we van elkaar en onze kinderen houden. We genieten meer van het leven, van de kinderen en van elkaar en dat is ook iets waard.

Lees meer

Open archief (1 artikel)