Op deze pagina

ICD-controle, vroeger en nu (juli 2010 – april 2011)

Toen de eerste programmeerbare ICD op de markt kwam (de VENTAK P) moest er ook een apparaat komen om deze te programmeren. Daartoe werd de reeds bestaande programmer voor de pacemakers voorzien van een nieuwe software module. Dit waren kleine vierkante modules die onder de programmer in een ruimte konden geschoven die daarvoor bestemd was. Naast de verschillende modules voor diverse soorten pacemakers kon men dus in het vervolg ook beschikken over een module voor de ICD. Zodoende kon het apparaat niet alleen worden gebruikt voor het uitlezen van de ICD maar ook voor het programmeren daarvan. Het apparaat had aan de bovenzijde een display en was voorzien van een printer om de gegevens op papier te zetten. Ik vergeet nooit de talloze reacties van ICD-dragers wanneer je aan het printen was: “Is dit de rekening?”

De technische informatie die nu kon worden uitgelezen was wel belangrijk maar diagnostisch zeker niet voldoende. Hiermee bedoel ik dat er nog geen (of te weinig) informatie uit de ICD gehaald kon worden waaruit de cardioloog kon afleiden of er een echte ritmestoornis had plaatsgevonden en wat voor soort therapie de ICD had afgegeven.

Zoals de meeste ICD-dragers nu weten, is het al mogelijk om “kastjes” mee naar huis te krijgen die relevante informatie zonder problemen uit de ICD uitlezen en deze dan via de telefoon naar de betreffende ziekenhuizen sturen. Deze informatie is, indien nodig, voorzien van waarschuwingen in verschillende gradaties. Zo weet de cardioloog of ICD-technicus meteen of er iets geregistreerd is dat onmiddellijk aandacht verdient zodat de patiënt gebeld moet worden of dat het alleen maar iets betreft dat nader geëvalueerd hoeft te worden.

Samen met de reguliere controles in het ziekenhuis beschikt de ICD-technicus thans, dankzij deze min of meer automatische telefooncontroles, over de volgende belangrijke informatie:

  • De status van de batterij; m.a.w. hoe lang gaat uw ICD nog mee?
  • De weerstanden van de leads (draden) die verbinding maken tussen de ICD en uw hart. Afhankelijk van het type ICD dat uw cardioloog heeft voorgeschreven, kunnen dat 1, 2 of 3 leads zijn. Uit de meting van de weerstanden van de leads blijkt of de aansluitingen correct en intact zijn en of er een isolatiedefect is; m.a.w. of het systeem (ICD en leads) elektrisch in orde is.
  • De sterkte van uw hartsignalen. Dit is belangrijk omdat de signalen van uw hart (bij welk hartritme dan ook) goed herkend moeten worden door de ICD, zodat de ICD weet of en wat hij moet doen.
  • De pacemakerdrempel. Dit is de waarde die aangeeft wat de minimale spanning/stroom is om uw hart te stimuleren wanneer dit nodig is. Deze waarde wordt vervolgens niet gebruikt, maar wel een iets hogere met het doel om het hart veilig te stimuleren en zo zuinig mogelijk te zijn met energie uit de batterij.
  • De datum van de automatische condensatorreformatieen de meest up-to-date laadtijd. Daaronder verstaat men de tijd in seconden die de ICD nodig heeft om de condensator tot de maximale energie op te laden.

U kunt zich nu hopelijk voorstellen dat er een behoorlijke hoeveelheid aan technische gegevens voorhanden is waaruit de ICD-technicus, en dus ook de cardioloog, kunnen afleiden of alles prima is met ICD en lead(s) of niet.

Naast alle technische bijzonderheden die uw ICD kan overzenden per telefoon of die kunnen worden uitgelezen tijdens uw ICD-controle in het ziekenhuis, bewaart uw ICD een enorme hoeveelheid aan diagnostische informatie. Welke gegevens precies worden opgeslagen en doorgegeven is afhankelijk van het merk en het type ICD. Om uit te leggen wat een cardioloog hiermee doet of kan doen beperk ik me tot de belangrijkste informatie die in het algemeen beschikbaar is.

Tijdens een (telefonische) controle laat uw ICD zien of uw hartritme tussen de twee laatste controles nog snel is geweest, met andere woorden of uw hartritme wat betreft de frequentie boven bepaalde, door de technicus ingestelde frequenties, is uitgekomen. Als dit gebeurd is, krijgt de cardioloog de dag en de tijd te zien waarop dat plaatsvond, hoe snel uw hartritme geweest is, hoe lang dit te snelle hartritme geduurd heeft, of er door uw ICD wel of niet therapie is afgegeven en zo ja welke en of die succesvol geweest is.

Op dit fragment is te zien hoe de frequentiespreiding van het hartritme is verlopen na de voorlaatste controle van vier maanden eerder. Het hartritme was in die periode over het algemeen normaal met uitschieters naar onder tot ongeveer 40 slagen per minuut en naar boven tot plusminus 130. Het gestippelde balkje links geeft het percentage aan dat de pacemaker het hart heeft moeten stimuleren.

Ik hoop dat ik u in dit artikel duidelijk heb gemaakt dat sinds de eerste ICD werd geïmplanteerd, de ontwikkeling snel is gegaan en vanzelfsprekend nog niet stilstaat. Deze ontwikkeling heeft zich niet alleen afgespeeld op technisch gebied, maar eveneens op het gebied van implantatietechniek en het opslaan van belangrijke diagnostische informatie. Ik ben blij dat ik dit alles tot eind 2009 heb mogen meemaken.

Frans Steinmetz, oud senior clinical engineer Cardiac Rhythm Management, Boston Scientific

Niemand heeft meer ervaring opgedaan met de controle van ICD’s en alles wat daarmee samenhangt dan onze technisch adviseur de heer Frans Steinmetz. Vanaf het eerste begin was hij betrokken bij de implantatie van ICD’s, aanvankelijk in het buitenland maar later ook in Nederland. Hij heeft zelfs dr. Mirowski, de uitvinder van de ICD, nog persoonlijk gekend. Wij stellen het daarom zeer op prijs dat hij – nu hij met pensioen is – bereid is in te gaan op ons verzoek regelmatig herinneringen op te halen aan interessante gebeurtenissen uit zijn lange en afwisselende carrière.

U, als ICD-dragers, weet dat u geregeld naar het ziekenhuis moet voor controle van uw ICD. Deze controles gebeuren al sinds de eerste implantatie in Nederland, meer dan 25 jaar geleden. Maar wat een verschil tussen 25 jaar geleden en nu.

Zoals u weet, waren de allereerste ICD’s zwaar en groot en werden ze, bij gebrek aan een endocardiale (door een bloedvat ingebrachte) ICD-elektrode, door een thoraxchirurg geïmplanteerd in de buik en verbonden met elektroden die op het hart geplaatst werden. Deze ICD’s werden patiënt-tailored gebouwd, d.w.z. dat de frequentie waarbij de ICD moest aannemen dat de hartslag van de ICD-drager (levens)gevaarlijk snel was, een vaste en niet te programmeerbare waarde was. Als deze te snelle hartslag meer dan 1 seconde aanhield, werd de condensator in de ICD opgeladen en volgde een shock.

In deze beginjaren moesten ICD-dragers elke 90 dagen op controle komen. Tijdens deze controle werd natuurlijk gevraagd hoe het was; of er eventueel shocks afgegeven waren die de drager gevoeld had en of de drager langdurig een snel hartritme gehad had maar zonder shock(s) van de ICD. Het was erg belangrijk om de antwoorden op deze vragen of deze anamnese te combineren met de technische controle.

De woorden “technische ICD-controle” klinken wel erg duur voor wat er in die tijd technisch mogelijk was. De ICD-technicus had een klein blauw apparaatje – gevoed door een oplaadbare batterij – met 2 kleine venstertjes aan de voorkant. Aan de voorkant van het blauwe kastje werd een snoertje aangesloten en aan het uiteinde daarvan zat een transducer of omvormer die trillingen omzette in een elektrisch stroompje. Deze werd boven de geïmplanteerde ICD op de buik geplaatst en vervolgens legde men er een ronde magneet naast. Hardop (of binnensmonds) telde de technicus eenentwintig, tweeëntwintig, drieëntwintig waarna hij de magneet verwijderde. De transducer liet hij nog even op de huid liggen omdat in beide venstertjes van het blauwe apparaatje cijfertjes gingen lopen die na enkele seconden tot stilstand kwamen. “Zo zo”, zei hij dan, ” ik kan u twee dingen vertellen, namelijk dat u sinds de laatste controle wel een of meerdere shocks heeft gehad of niet en dat de batterij nog niet leeg is.”

Het “blauwe kastje” of de antieke programmer waarmee de ICD in de beginjaren werd uitgelezen.

Deze wijsheid las de technicus af in de twee venstertjes. Het ene gaf het aantal afgegeven shocks aan. Was het cijfer bij de vorige controle 3 en nu 4, dan was er 1 shock afgegeven. Datum en/of tijd kon(den) niet uitgelezen worden en of er sprake was geweest van een terechte of onterechte shock kon alleen maar bepaald worden aan de hand van gesprekken met de ICD-drager en familieleden over het verloop van de periode sinds de laatste controle.

Het tweede venstertje gaf een tijd aan in seconden, en wel de laadtijd van de condensator. Door middel van een rekenformule werd deze laadtijd gebruikt om de levensduur van de ICD te bepalen. Natuurlijk moest de technicus wel exact weten dat de gemeten laadtijd ook een juiste laadtijd was. Dat dit niet zo eenvoudig te berekenen was, kwam omdat de condensator van de toenmalige ICD’s “verouderde” als hij weinig werd gebruikt en daardoor een langere oplaadtijd nodig had. Men probeerde dit bezwaar te ondervangen door tijdens de controle soms twee maal de laadtijd te bepalen zodat men er zeker van kon zijn dat deze tijd gebruikt kon worden om de resterende levensduur van de ICD te berekenen. De condensator moest dus “vers” blijven en daarom moest de ICD-drager geregeld en met korte tussenpozen op controle komen. Je kunt het vergelijken met losse flitsapparaten die moeten worden aangesloten op een fototoestel. Ook die beschikken over een condensator die veroudert als hij weinig of niet gebruikt wordt, zodat het in dat geval langer duurt voordat u een foto met flitslicht kunt maken.

Fragment van de uitdraai van de gegevens die een ICD heeft opgeslagen na de voorlaatste controle. Duidelijk is te zien dat de ICD een aantal snelle hartritmes in de rechterkamer of ventriculaire tachycardieën (VT’s) heeft geconstateerd, wanneer die hebben plaatsgevonden, hoe lang ze hebben geduurd en dat er geen therapie nodig was omdat het normale hartritme zich na enkele seconden herstelde. Twee ritmestoornissen waren zelfs zo kort dat de ICD ze wel heeft opgemerkt maar niet kon vaststellen om wat voor soort afwijking het ging (Nonsustained).

Van al de gebeurtenissen die hierboven genoemd zijn heeft de ICD ook een “hartfilmpje” opgeslagen, zodat uw cardioloog kan zien wat voor type snel hartritme het was, bijvoorbeeld een tachycardie of een fibrillatie. Aan de opgeslagen “hartfilmpjes” kan uw arts ook zien of eventueel afgegeven therapie terecht of onterecht was en hoe het met de frequentiespreiding van uw hartritme gesteld is. Verder geeft uw ICD (afhankelijk van welk type) eveneens aan of er ritmestoornissen geweest zijn in de boezems van uw hart, wat voor soort ritmestoornissen dat geweest zijn en of u vocht vasthoudt.

Zoals u weet, zit er ook een pacemaker in uw ICD en deze dient ervoor om uw hart te stimuleren (elektrisch te prikkelen) als dat nodig is. Uw ICD laat de cardioloog zien hoeveel procent de pacemaker uw hart gestimuleerd heeft en welk deel: boezem, linkerkamer, rechterkamer, of een combinatie hiervan. Met deze informatie kan de arts het pacemakergebeuren in uw ICD eventueel herprogrammeren om ervoor te zorgen dat er minder of juist meer gestimuleerd wordt.