Sociaal-maatschappelijke artikelen

Plotse hartdood bij sporters (januari 2014)

Mogelijkheden ter voorkoming

Foto rechts: Dr. Panhuyzen

Tekst: Henk Nieuwenhuis

 

Al sinds enige jaren verschijnen er in de tijdschriften van de Nederlandse en Vlaamse Vereniging van Sportgeneeskunde regelmatig publicaties over plotse hartdood bij sporters, de problematiek die daar mee samenhangt en de mogelijkheden van eventuele preventie. Veel van die artikelen zijn van de hand van sportcardiologe mevrouw Nicole M. Panhuyzen-Goedkoop. Het leek de redactie van het STIN journaal dan ook logisch om met haar in gesprek te gaan over dit ook voor onze doelgroep zeer belangrijke onderwerp.

 

Mevrouw Panhuyzen is een geboren Amsterdamse; zij doorliep daar de middelbare school en studeerde er medicijnen. In Utrecht specialiseerde ze zich in cardiologie. Momenteel is zij werkzaam in het Radboud UMC in Nijmegen en op het Sport Medisch Centrum Papendal (SMCP) in Arnhem. Daarnaast is zij consulent van onder meer het College van Clubartsen en Consulenten (CCC) van de Organisatie Betaald Voetbal (BVO), de Hockeybond (KNHB) en de Roeibond (KNRB). Zij was nauw betrokken bij de begeleiding van de dames- en herenroeiploegen in aanloop naar de Olympische Spelen in Londen in 2012. Verder is zij lid van diverse werkgroepen en vakbladen, zowel in Europees verband als op nationaal niveau. In dit verband is de werkgroep verbonden aan de European Society of Cardiology belangrijk, want daar worden de internationale contacten gelegd en kunnen vergelijkingen gemaakt worden over de aanpak van de hartproblematiek in andere grote sportlanden.

 

Sporten is voor de beoefenaars bewegen en dat helpt om het risico op hart- en vaatziekten te verminderen. Maar ondanks deze voordelen overlijden er per jaar in Nederland 150 à 200 mensen tijdens of vlak na het sporten. De man-vrouw ratio is 10 op 1. Deze plotse dood heeft niet alleen een enorme impact op de nabestaanden maar ook op degenen die met hem of haar de sport bedreven en erbij aanwezig waren en op het hele sociale netwerk van het slachtoffer. Immers, iedereen gaat er toch van uit dat iemand die nog (betrekkelijk) jong is en voldoende beweegt, ook gezond is en dan is het moeilijk om te begrijpen en te aanvaarden wanneer een ‘gezond’ iemand zomaar plotseling overlijdt.

 

De oorzaken van plotse hartdood bij jonge sporters tot 35 jaar zijn complex. Meestal is het een aangeboren hartdefect of een erfelijke hartziekte maar er kunnen ook andere redenen zijn: ontstekingen van de hartspier die veroorzaakt worden door virussen of een kneuzing van het hart door geweld van buiten, bv. een harde klap op de borst van een honkbal, hockeybal of hockeypuck. Bij oudere sporters – de ‘oudere’ jongeren zoals (sport)cardioloog Jan Hoogsteen hen benoemt – die nog even ongetraind een berg opfietsen of spontaan besluiten een marathon te lopen, is de oorzaak meestal een dichtgeslibde kransslagader.

 

Door screening vooraf is het echter mogelijk om de meeste aangeboren en erfelijke hartziekten vroeg op te sporen en belangrijke oorzaken van plotse hartdood uit te schakelen. Italië is, volgens mevrouw Panhuyzen, een voorbeeld van een aanpak van hoe het in Nederland ook zou kunnen. Iedere sporter tot 35 jaar wordt daar gekeurd volgens het Lausanne protocol. Het bestaat uit het invullen van een vragenlijst over de sporter en zijn familie, een lichamelijk onderzoek door een sportarts inclusief bloeddrukmeting en een 12-kanaals rust-ECG. Deze werkwijze heeft tot een duidelijk positief resultaat geleid. Na twintig jaar screening is het aantal doden onder jonge sporters gedaald met 90%. Professor Domenico Corrado uit Rome is de gangmaker van deze systematische opzet en heeft daarover, samen met onder andere mevrouw Panhuyzen, veel gepubliceerd. 

 

Wanneer een beroepssporter een erfelijke hartziekte heeft waarvoor bij hem een ICD wordt geïmplanteerd, krijgt hij of zij volgens de huidige Europese aanbeveling het advies niet meer te sporten. Enkele argumenten hiervoor zijn dat er rekening gehouden moet worden met een onverwacht defect van het systeem door bijvoorbeeld een botsing of dat de ICD onterecht afgaat tijdens het sporten omdat de hartslag zo hoog oploopt dat de ICD dit registreert als een levensbedreigende situatie. Of deze aanbeveling juist is, wordt momenteel onderzocht in een wereldwijde registratie van ICD-dragende sporters. Zelf begeleidt mevrouw Panhuyzen sporters met een ICD door hen op maat advies te geven voor sportbeoefening binnen de mogelijk grenzen.

 

De werkgroep ‘Cardiovasculaire Screening en Sport’, die bestaat uit vertegenwoordigers van de Vereniging van Sportgeneeskunde, de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie, NOC*NSF en de sportbonden, heeft de Gezondheidsraad geadviseerd het Lausanne protocol ook in Nederland verplicht te stellen voor A- en B-sporters tot 35 jaar en voor talentvolle jongeren. Helaas heeft de Gezondheidsraad dit advies niet overgenomen.

 

Ook in België gaan al heel lang stemmen op voor het invoeren van een preventieve keuring. De Brusselse cardioloog professor Pedro Brugada – naar wie het mede door hem ontdekte Brugada-syndroom is genoemd, een storing in het elektrisch systeem van het hart – zoekt regelmatig de media op om een verplichte preventieve keuring onder de aandacht van de politiek en het publiek te brengen en zo goedkeuring daarvoor te bewerkstelligen. Voorlopig nog tevergeefs, want de Belgische minister van Volksgezondheid besloot dit voorjaar om, tegen het advies van de Belgische Gezondheidsraad in, hartscreening voor jonge sporters niet verplicht te stellen.

 

Cardioloog Arend Mosterd van het Meander Medisch Centrum in Baarn is geen voorstander van het vooraf screenen bij jonge sporters. ‘De kans op overleving onder jongeren is erg laag’, zegt hij, ‘of zij nu wel of niet aan het sporten zijn. Als een 35-plusser een hartstilstand krijgt dan kan dat maar beter tijdens het sporten gebeuren. Dan overleeft namelijk de helft. Dat is drie keer zoveel als in de groep die het in de privésituatie overkomt. Dat heeft vooral te maken met de rol van de omstanders’, aldus Mosterd. ‘Op een voetbalveld of tijdens een wielerwedstrijd zijn vaak apparatuur of professionele handen aanwezig om te reanimeren.’

 

Het is niet zo dat de sportcardiologie zich alleen richt op topsporters. Ook breedtesporters en recreanten kunnen voor aanvullende cardiale evaluatie, behandeling en (sport)cardiologische advisering worden doorverwezen naar een (sport)cardiologisch centrum.

 

Een sportcardioloog weet hoe belangrijk sport voor iemand kan zijn en zal dan ook altijd meedenken met de sporter. Helemaal stoppen met sporten is vaak niet noodzakelijk. Er zijn diverse sporten waarbij voor het hart geen sprake is van piekbelasting, maar waarbij je toch in beweging en in de buitenlucht bent: joggen, golfen, zeilen, wandelen etc. Er worden tevens adviezen gegeven op het gebied van inspanningsfysiologie en training. De meeste sporters en zeker topsporters kennen hun lichaam en luisteren er ook naar, maar ondersteuning en advies van een sportcardioloog heeft natuurlijk meerwaarde en geeft de sporter ook meer mogelijkheden.

 

 

 

 

SC Cambuur speler Marcel Ritzmaier (l) met RKC Waalwijk speler Evander Sno (r), foto ANP (Henk Jan Dijks)

 

 

 

 

 

 

Dat hartfalen op het sportveld veel emoties losmaakt, blijkt uit het verslag van de wedstrijd Jong Vitesse/AGOVV tegen Jong Ajax op 13 september 2010. Tijdens deze wedstrijd werd Evander Sno getroffen door een ritmestoornis. Sno was na de rust in het veld gekomen en al in de 63e minuut zakte de fysiek sterke middenvelder plotseling in elkaar. Vervolgens werd hij op het veld door de medische staf van beide ploegen en het ambulancepersoneel ruim 10 minuten gereanimeerd, voordat hij naar het ziekenhuis werd gebracht. Meerdere spelers stonden huilend op het veld en ook de toeschouwers raakten zeer geëmotioneerd. De chauffeur van de Ajaxbus was dusdanig aangeslagen dat hij niet in staat was de spelers naar Amsterdam te vervoeren, zodat zij met diverse taxi’s werden teruggebracht. Sno vervolgde zijn voetballoopbaan bij diverse clubs en kwam uiteindelijk terecht bij NEC uit Nijmegen.

 

Maar het noodlot sloeg opnieuw toe. Op 29 september 2012, tijdens de wedstrijd Feyenoord - NEC werd hij weer onwel en in december van dat jaar werd een ICD geïmplanteerd. Op één november 2013 maakte hij voor de tweede maal zijn rentree, nu bij RKC uit Waalwijk. Hij deed dat zo goed dat, mede door zijn inbreng, RKC na lange tijd weer eens een wedstrijd won. Dankzij een zware  operatie is Sno inmiddels verlost van zijn hartritmestoornissen zodat zijn ICD eigenlijk verwijderd zou kunnen worden. Toch heeft hij ervoor gekozen de ICD te behouden. ‘Het is een houvast voor me’, vertelt hij in Voetbal International.

 

Op YouTube circuleert een filmpje van een wedstrijdmoment van de wedstrijd KSV Roeselare - RFC Antwerp, gespeeld in juni 2009. Vlak voor rust zakt de twintigjarige Anthony van Loo, aanvaller van de thuisclub, plotseling in elkaar. Sommige spelers roepen wat en gaan rond de op de grond liggende speler staan. Na 10 seconden gaat er een shock door zijn lichaam en even later kan de speler zelf weer zitten, maar wordt wel van het veld gedragen. Een jaar eerder was bij hem het Brugada-syndroom geconstateerd en was door professor Brugada zelf een ICD geïmplanteerd. Niet voor niets blijkt uit de opname. KSV Roeselare won de wedstrijd met 4-2 en een kwartier na de wedstrijd stond Anthony met zijn ploegmaten de overwinning te vieren.

 

Beide spelers overleefden hun hartritmestoornis. Bij Sno was dat maar ternauwernood; Van Loo feestte, dankzij zijn ICD, na een half uurtje uitbundig mee.

Lees meer

Open archief (17 artikelen)