Medische verhalen

Stamceltherapie biedt mogelijk voedingsbodem voor herstel van hartfalen (juli 2013)

Utrechts/Leids onderzoek lijkt te leiden tot toepassing op grotere schaal

Jan van den Heuvel

 

Patiënten bij wie de pompkracht van het hart verminderd is, zal men in de toekomst wellicht kunnen helpen met zogenaamde stamceltherapie. Omdat veel van deze patiënten ook een ICD dragen, wilden wij als redactie graag kennis maken met de mogelijkheden die deze nieuwe therapie misschien biedt.


In het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) worden wij (ondergetekende en STIN-vrijwilliger/tevens UMCU-patiënt Michel Ronczai) hartelijk ontvangen door dr. S. Chamuleau, onderzoeksleider en enthousiast verteller over dit lopende onderzoek: ‘Het onderzoek dat we hier doen naar de werking van stamceltherapie is gericht op patiënten met hartfalen en meer specifiek op patiënten met hartfalen als gevolg van kransslagaderproblemen. Bij hen zijn deze vaten plotseling dichtgeslibd waardoor een infarct ontstaat. Een deel van de hartwand sterft af en door gebrek aan zuurstof ontstaat schade aan het hart. Het pompt niet goed meer en zwakt af in kracht: ischemisch hartfalen noemen we dat.’

 

Hoeveel de kracht van de pompfunctie is afgenomen, wordt vastgesteld door het meten van  de knijpkracht waarmee het hart het bloed uitstoot: de ejectiefractie (EF). Standaard wordt hiervoor 60% aangehouden. Dat wil zeggen dat van elke 100 ml. bloed die vanuit de boezem de hartkamer binnenkomt, 60 ml. wordt uitgepompt. Bij patiënten met een verminderde pompkracht ligt dit getal dus lager. Vanaf 35% EF komt men in de regionen die extra aandacht behoeven. Dit is ook de grens om in aanmerking te komen voor een ICD op basis van verminderde pompkracht.

 

Waar dit onderzoek, dat momenteel in samenwerking met het Leids Universitair Medisch Centrum wordt uitgevoerd, zich voornamelijk op concentreert, is het herstel van de hartspier door het inbrengen van nieuwe stamcellen op de randen van de plek van de beschadiging. De vraag daarbij is of er herstel van de pompkracht valt te verwachten door de groei van nieuw weefsel en binnen welke termijn. Een uitdagend onderzoek dat vele aspecten in zich heeft.

 

Regeneratie van weefsel

Het grootste deel van het onderzoek richt zich op het regenereren of het herstellen van het weefsel. Hiervoor kunnen stamcellen uit het beenmerg worden gebruikt. Dit is een van de grootste bronnen van stamcellen. Betere ‘leveranciers’ zouden de embryonale stamcellen zijn, maar het bewaren van de navelstreng om deze cellen daar later uit te isoleren, wordt nog niet zo algemeen toegepast.

 

Cardiale stamcellen, volwassen stamcellen die zich tot hartspiercellen hebben laten vormen, zijn voor hartpatiënten de beste bron, maar tevens het moeilijkste te verkrijgen. Hiervoor is namelijk een hartoperatie noodzakelijk omdat deze cellen uit het hartoortje moeten worden genomen. Bij de meeste grote hartoperaties wordt dit deel van het hart verwijderd voor het maken van een toegang voor de hart-longmachine die nodig is om de zuurstofvoorziening en bloedcirculatie op gang te houden. Normaal wordt dit deel niet meer gebruikt maar gezien in dit kader is dat natuurlijk enorm jammer.


Er zijn twee soorten stamcellen: embryonale en volwassen stamcellen. Embryonale stamcellen spelen een cruciale rol bij de ontwikkeling van een embryo tot een baby. Zij kunnen zich nog ontwikkelen tot ieder type lichaamscel en zich nog vormen tot een van de 220 weefsels die in het lichaam aanwezig zijn. Zij zijn na de geboorte uit de placenta te isoleren. Volwassen stamcellen zijn meer gespecialiseerd. Zo produceren spierstamcellen alleen maar spiercellen. Volwassen stamcellen spelen niet alleen een belangrijke rol bij het normale onderhoud van lichaamsweefsels, maar ook bij het herstel na lichte beschadigingen, bijvoorbeeld ten gevolge van sportbeoefening, of zwaardere, bijvoorbeeld na een ongeval.


Verbetering van kwaliteit van leven

Nederland is niet de enige plek op aarde waar dit onderzoek plaatsvindt. Wereldwijd zijn er nu in diverse centra volgens deze methode ca. 3000 mensen met een ’wisselend, doch bemoedigend resultaat’ behandeld zoals dr. Chamuleau het zeer realistisch uitdrukt.

 

Wanneer er na een half jaar gekeken wordt naar deze groep en een vergelijking wordt gemaakt tussen de patiënten die met stamcellen behandeld zijn en welke niet (de placebo-groep: deelnemers die door loting niet de stamcellen toegediend hebben gekregen om zo tot een meetbaar verschil te kunnen komen), ziet men al een verbetering van de EF van 3 tot 4%. ‘Een significante verbetering’ vindt dokter Chamuleau, ‘maar wij, als vakbroeders onderling, hebben hier ook wel eens discussie over want wat kun je hier nou mee, met zo’n cijfer?’

 

Hoewel het getal niet als indrukwekkend over kan komen, is voor de patiënt vaak wel merkbaar dat deze iets hogere EF toch een verbetering van de kwaliteit van het leven geeft. Het wordt wel eens omschreven als het verschil tussen thuis achter de geraniums zitten of toch de trap nog zelfstandig op kunnen lopen, een wezenlijk verschil dus. ‘Een van mijn patiënten kwam drie jaar geleden gebroken op de poli binnen en is behandeld met de stamcellen; zij bleek ingeloot. Nu loopt ze rond met blosjes op de wangen, doet vrijwilligerswerk en is weer actief met biljarten. En juist die kwaliteitsverbetering, waar je het als dokter toch voor doet, vang je niet in een getal.’

 

Acute toediening

Een ander deel van het onderzoek is gericht op de effecten bij een acute behandeling na een infarct, direct na binnenkomst op de eerste (hart-)hulp. Er worden dan, uiteraard met toestemming van de patiënt, door middel van een punctie stamcellen uit het beenmerg van de heup gehaald die, nadat ze in het laboratorium zijn bewerkt en klaargemaakt, binnen een uur direct aan de patiënt kunnen worden teruggeven met als doel de schade te beperken. Een ander gebruik dan bij de regeneratie dus, maar ook hierbij lijken deze stamcellen effect te hebben.

De ervaringen van Michel

Een van de patiënten die in Utrecht de ‘standaard’ therapie heeft ondergaan, is STIN-vrijwilliger Michel Ronczai (52). Michel werd voor het eerst geconfronteerd met de beperkte onbevangenheid van het leven toen hij in november 2005 - na een zeer drukke en chaotische tijd in zijn leven - lekker met lief en jonge dochter een weekje op vakantie was in een prachtig bungalowpark ergens in Limburg. Hij had zich al een aantal dagen niet goed gevoeld maar die dag was het anders, onrustiger, onbestendiger. Een vervelend gevoel in de borst- en buikholte deed hem ertoe besluiten toch maar eens de Limburgse huisarts van het park te consulteren. Die hield het, na wat onderzoekjes en testjes, op een kwaal in de maagstreek.

 

Toch niet geheel gerustgesteld, togen Michel en zijn gezin voortijdig terug naar huis, naar Culemborg, waar hij zijn eigen huisarts raadpleegde. Deze had er duidelijk een ander gevoel bij en stuurde Michel voor alle zekerheid maar even door naar het ziekenhuis in Tiel. Daar zouden ze het een en ander voor hem wel eens goed in kaart kunnen brengen.

 

Na bloedonderzoek, een ECG en een echo besloten de artsen dat Michel moest blijven; het was niet zijn maag die hem opbrak, maar op de echo van het hart waren een aantal donkere plekjes te zien die het ergste deden vermoeden: hij had een hartinfarct gehad. Michels 'brits' werd opgemaakt en zo goed en zo kwaad als het ging, kwartierde hij zich in in zijn nieuwe ‘barak.’ Voor een defensie-ambtenaar als Michel niet het grootste probleem.

 

Maar de ware problemen kwamen later aan het licht. Tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis kreeg hij twee keer een hartstilstand. Door snel en resoluut optreden van de aanwezige verpleegkundigen en artsen keerde Michel gelukkig weer snel terug in het land der levenden. Maar, hoe nu verder? Dat was de grote vraag.

 

Men besloot om Michel voor nader onderzoek en behandeling zo snel mogelijk door te sturen naar een meer gespecialiseerd ziekenhuis in de regio: het Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein. Daar kwam hij onder de hoede van dr. Van Lange. In eerste instantie had het ziekenhuis in Tiel te horen gekregen dat Nieuwegein ‘vol’ was, maar nadat het dossier was doorgestuurd, kon er toch nog een plekje worden gecreëerd.

 

Op basis van zijn verminderde EF en de gebeurtenissen in Tiel werd Michel voorgedragen voor een ICD. ‘En ik was precies op de juiste tijd aan de beurt’, vertelt Michel met een glimlach. ‘Het liep tegen het einde van het jaar en daarom wilden ze er nog graag een plaatsen. Het zou iets te maken hebben met budgetten en zo. Mij maakte het natuurlijk niets uit. Het was Sinterklaastijd en ik beschouwde het maar als een prachtig cadeau.’ Vijf weken heeft Michel in het ziekenhuis gelegen. Een week voor kerst mocht hij naar huis, terug naar de eigen kerstboom.

 

Michel vertelt dat hij veel steun heeft gehad van ICD-verpleegkundige Marcel Samuels en zijn collega en goede vriend Rini Bruinink. Zij hebben hem door een moeilijke tijd vol onzekerheden geholpen. Toch bleek deze goed bedoelde en zeer gewaardeerde hulp niet genoeg bij de verwerking van alles wat er in zijn leven was gebeurd. In februari 2006 kwam hij dan ook terecht op de PAAZ-afdeling (Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis) van het Antonius Ziekenhuis, nu in Overvecht. Daar zou Michel zes weken blijven. De eerste twee weken stelde hij zich beschikbaar voor alle andere daar ‘gelegerde’ medepatiënten maar toen werd alles hem te veel. De nuchtere conclusie van de begeleiders daar was even simpel als doeltreffend: ‘Zo, je weerstand is gebroken, nu gaan wij beginnen... . Ze hadden daar al vaker met dit bijltje gehakt.‘

 

Michel stelt nu dat hij in deze periode zijn grote ommekeer heeft meegemaakt. Niet meer de onzekerheid accepteren maar de realiteit. ‘Ik had wat meegemaakt, dat moest ik leren inzien’. De groei kon beginnen.

Ik moest de realiteit accepteren, niet de onzekerheid. Dat moest ik leren inzien.

Nu was het zaak om zijn directe collega’s ervan te overtuigen dat de klachten en beperkingen ten gevolge van zijn ziekte bittere ernst waren geweest en dat zij niet ten onrechte een deel van zijn werkzaamheden hadden moeten opvangen. ‘Ik begreep hun ongenoegen wel, hoe vervelend het ook voor me was. Uiterlijk was er aan mij immers niets te zien. Desondanks kwamen steeds meer zaken op hun schouders terecht omdat ik meer en meer afwezig was. Ik kan mij daar wel iets bij voorstellen’.

 

Het bizarre lot hielp Michel een handje. Tijdens een teambuildingsdag in Vredenburg in september 2006 maakten deze collega’s mee waar Michel zelf al een aantal keren zeer ongewild mee was geconfronteerd: een shock van zijn ICD. Omdat hij het voelde aankomen, riep hij dat hij zich niet lekker voelde en ging hij zitten om de mogelijke val voor te zijn. De impact die dit voorval had op de groep vormde de basis voor het ontstaan van begrip voor Michels situatie, ook vanuit het kader van de Koninklijke Marechaussee; tot en met 2009 in de persoon van kapitein Van Os en daarna van kapitein Voets. Michel heeft dat als zeer positief ervaren. ‘Altijd belangstellend, overal in meedenkend en alle mogelijkheden biedend. Het was zo mooi om te ervaren’. Ook kreeg hij veel steun van de ARBO-dienst van Defensie. ‘Een vrouwelijke majoor-arts, Marieke Panis, die mij moest beoordelen, stond er zelfs op dat ik mijn anti-depressiva nog negen maanden bleef doorslikken. Dat was volledig in strijd met het tot dan toe gevoerde beleid. Ik was ervan overtuigd dat ik, dankzij deze support, weer als een normaal mens mijn diensten zou kunnen draaien.’ Helaas bleken de zware nachtdiensten toch iets teveel van het goede, maar daar werd hij toen van vrijgesteld. En niemand mopperde daarover.

 

Het leven kabbelde langzaam door tot 2 april 2007. ’s Morgens kreeg hij weer een shock van zijn ICD. Zijn toenmalige vrouw stortte in. Zij kon de spanning niet meer aan. ‘Ik kan dat heel goed begrijpen. Ik heb haar dat ook nooit kwalijk genomen’, vertelt Michel. Het stel besloot te gaan scheiden en Michel nam zijn intrek op een kamer in de Van Kromhout Kazerne. Ook toen stond de kapitein pal achter hem.

 

Gelukkig was het niet alleen maar kommer en kwel in het leven van Michel: Amor kwam langs en richtte zijn pijlen op Michel en Sylvia. Een prachtige huwelijksreis naar de Malediven kleurde 2008. De toekomst zag er veelbelovend uit.

 

En toen, drie jaar later, in april 2011, zaten ze op een avond gezellig voor de tv. Heel toevallig passeerde een medisch programma de regelmatig terugkerende zapp-ronde. Het trok hun aandacht. ‘Het ging over stamceltherapie. Dit zou best eens iets voor mij kunnen zijn.’ Michel liet er geen gras over groeien. Een paar dagen later moest hij op controle bij zijn eigen cardioloog, dr. Wever. Hij hield daar een boeiend betoog en overtuigde dr. Wever ervan dat deze therapie de oplossing van zijn problemen zou kunnen betekenen. Hij zou weer een normaal leven kunnen leiden.

 

Dr. Wever besloot een brief te schrijven aan het hoofd van de vakgroep Cardiologie van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU), prof. dr. Doevendans. Twee maanden later werd hij uitgenodigd voor een gesprek door dr. Chamuleau, de onderzoeksleider. Deze beloofde geen gouden bergen maar was een realist pur sang. Hij zei: ‘Er zijn onbekende gebieden, wij weten niet alles, maar bespreek het met je vrouw en kinderen. Wij hebben er vertrouwen in en zien je graag terug als deelnemer aan dit onderzoek.’

 

Ze besloten aan de studie mee te doen. Michel ging dus de molen weer in. Er volgden veel onderzoeken in Utrecht en in Leiden. Dat sterkte zijn zelfvertrouwen. Wel drukte men Michel op het hart dat het niet zeker was of hij therapie dan wel een placebo zou krijgen. ‘Ook de dokter wist dat niet’. En tot op de dag van vandaag blijft dat het grootste en best bewaarde geheim in Michels leven. Feit is wel dat hij er nog geen seconde spijt van heeft gehad dat hij aan dit onderzoek heeft meegedaan. ‘Het heeft mij enorm gesterkt. Ik merk echt dat ik er door ben opgeknapt. Zelfs als dit aan het placebo-effect zou liggen, ben ik al tevreden en sta ik open voor toediening van mijn echte stamcellen als het met succes wordt afgesloten. Dat heb ik dan toch wel verdiend?’

 

Als u vragen hebt over de ervaringen van Michel en de behandeling, wil hij die graag beantwoorden: Zijn telefoonnummer is: 06-14151927

 

Terug nu weer naar het UMCU, naar dokter Chamuleau

 

Hartspierstamcellen

Michel is, wanneer hij ingeloot zou zijn en net als alle andere deelnemers aan het onderzoek, niet behandeld met geïsoleerde of nieuw opgekweekte hartspierstamcellen, maar hij kreeg ‘gewoon’ de cellen uit het beenmerg van zijn heup. Dergelijke hartspierstamcellen worden eigenlijk niet gebruikt al is er in Louisville, Kentucky wel onderzoek gedaan met geïsoleerde hartspierstamcellen. ’Ik weet dat omdat ik daar zelf aan mee heb gewerkt’, deelt dr. Chamuleau mee. Hij voegt eraan toe dat de hartspiercellen afkomstig waren van patiënten die toch al geopereerd werden. ‘Het is anders een uiterst vervelende en belastende manier om aan de cellen te komen’.

 

Het materiaal, dat uit het hartoortje werd gehaald, werd opgestuurd naar de Harvard University, daar bewerkt, geïsoleerd en opgekweekt. Daarna werd het na een paar weken teruggestuurd naar Louisville om bij dezelfde patiënten te worden ingebracht. Zij kregen dus in feite hun eigen cardiale stamcellen terug. Die zijn meer potent dan de ‘gewone’ stamcellen en dat is een belangrijk voordeel. Een nadeel is de tijd die nodig is om de cellen op te kweken voordat er voldoende kunnen worden teruggeplaatst. Die tijd is helaas niet altijd beschikbaar. Is dat wel het geval dan ontstaan er - op het eerste gezicht - toch spectaculaire ontwikkelingen. Zo gaf dit onderzoek een verbetering van de EF van 10 tot 12% te zien. Een bemoedigend resultaat. Dokter Chamuleau hecht er echter wel aan te zeggen dat het hier om ‘slechts’ achttien patiënten ging. Daardoor ontbreekt nu de wetenschappelijke bewijskracht nog. Desondanks is dit resultaat een bemoedigend gegeven dat zeker uitnodigt tot verder te gaan met de studie.

 

Tot slot

Dat er nog heel veel vragen zijn over stamceltherapie, is zeker. Over het hoe, het waarom, de exacte effecten en werking binnen het lichaam is nog niet veel bekend. Maar dat er een begin is gemaakt met een nieuwe vorm van herstel, staat nu al als een paal boven water. De vraag is alleen: hoe zal dit in de toekomst gestalte krijgen?

 

Voor informatie over dit onderzoek kunt u mailen naar: hartstamcel@umcutrecht.nl

 

Lees meer

Open archief (52 artikelen)