Medische verhalen

Bij wie hapert het hart? (januari 2011)

Raymon Heemskerk

Veel mensen hebben mogelijk baat bij een geïmplanteerd apparaatje dat het hartritme herstelt als er een levens-bedreigende ritmestoornis optreedt. Die groep is echter te groot om allemaal te voorzien van zo'n ICD. Promovendus Jan Willem Borleffs vond nieuwe criteria om de juiste kandidaten te selecteren.

 

"Plotselinge hartdood is in ongeveer de helft van alle gevallen de eerste manifestatie van hart-en vaatziekten", zegt Jan Willem Borleffs. In veel gevallen had een geïmplanteerde defibrillator (ICD) de hartdood kunnen voorkomen. Een ICD houdt het hartritme in de gaten en geeft zo nodig een elektrische schok om het ritme te herstellen. Maar hoe weet je wie een grote kans loopt op een haperend hart en dus een ICD geïmplanteerd zou moeten krijgen?

Borleffs: "Dat zijn in de eerste plaats mensen die een levensbedreigende ritmestoornis hebben overleefd. Zij krijgen in principe allemaal een ICD. Daarnaast is er een grote groep mensen met een slechte pompfunctie, die ook binnen de richtlijnen voor een ICD vallen. Dat zijn echter te veel mensen om allemaal van een ICD te voorzien." Amper 10 procent van de mensen die volgens de richtlijnen voor een ICD in aanmerking komt, krijgt deze op dit moment daadwerkelijk.

Bij de mensen die wél een ICD krijgen blijkt dat achteraf niet altijd nodig te zijn geweest. "Dat is zonde, want een implanteerbare defibrillator is duur, de operatie brengt risico's met zich mee en het apparaat kan ten onrechte schokken geven. Die komen niet vaak voor, maar zijn als ze optreden heel vervelend. Zo'n schok voelt als een enorm harde stomp op de borst, waar patiënten angstig van kunnen worden." Zo'n onterechte schok blijkt ook niet ongevaarlijk, ontdekte de promovendus. "We zagen een verhoogde sterfte bij mensen die ten onrechte een schok hadden gekregen. Of dat komt door de psychische gevolgen ervan of door een direct effect op het hartspierweefsel weten we nog niet."

Een van de doelen van het promotieonderzoek van Borleffs was patiëntenkenmerken te identificeren die beter voorspellen of iemand echt een ICD nodig heeft. Dat deed hij door de ICD-dragers bij wie het apparaat in de jaren na implantatie daadwerkelijk in actie had moeten komen, te vergelijken met degenen bij wie dat niet het geval was. Borleffs ontdekte dat het elektrocardiogram (ECG) verraadt of het hart grote kans loopt op een levensbedreigende ritmestoornis. "Door op basis hiervan nieuwe criteria op te stellen kan onterechte plaatsing van een ICD bij veel mensen voorkomen worden. Er moeten niet minder ICD's geplaatst worden, maar we moeten kritisch kijken of de juiste mensen er een krijgen." Mensen bij wie het ECG niet de door Borleffs ontdekte afwijking vertoont zijn geholpen met regelmatige controle bij de cardioloog en medicijnen die het hartritme onder controle houden. Ook zeventigplussers met bijkomende ernstige aandoeningen blijken meestal geen baat te hebben bij een ICD.

De promovendus verwacht niet dat de richtlijnen voor plaatsing van een ICD op grond van zijn resultaten direct aangepast zullen worden. "Eerst moet worden ingezien dat we het met de huidige richtlijnen niet redden. Daar gaan waarschijnlijk nog wel de nodige tijd en onderzoek overheen", schat Borleffs in.

Jan Willem Borleffs promoveerde op 30 september op zijn proefschrift Implantable cardioverter defibrillator treatment: benefits and pitfalls in the currently indicated population (Behandeling met een ICD, voor- en nadelen voor de groep patiënten die daarvoor een indicatie heeft) bij prof. Martin Schalij en prof. Jeroen Bax (beiden Hartziekten). Borleffs werkt momenteel - als onderdeel van zijn opleiding tot cardioloog - als aios (arts in opleiding tot specialist) algemene interne geneeskunde in het Bronovo Ziekenhuis te Den Haag.

 

(bron: Cicero, magazine LUMC, nummer 8, 11 oktober 2010)

Lees meer

Open archief (52 artikelen)