Medische verhalen

Specifieke problemen met ICD's bij kinderen (januari 2016)

Auteur: Flip Baay, kinder-IC-verpleegkundige op de afdeling Kindercardiologie/Kindercardiochirurgie van het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht


De implantatie van een ICD bij kinderen onder achttien jaar vergt specifieke aandacht. Het is zaak goed na te denken over het type ICD en de manier van implanteren en programmeren. Daarna moet het kind de ICD in het dagelijks leven leren accepteren.


Het aantal kinderen met een ICD is veel kleiner dan het aantal volwassenen met een ICD. De schatting is dat in Nederland rond de honderd ICD’s geïmplanteerd zijn bij kinderen onder de achttien jaar. In het Wilhelmina Kinderziekenhuis, onderdeel van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC-Utrecht), zijn tussen de tien en vijftien kinderen onder controle van een van de gespecialiseerde kindercardiologen.

Het doel van een ICD bij kinderen is gelijk aan dat bij volwassenen, namelijk het voorkomen van plotseling cardiaal overlijden door ventrikelfibrilleren (ritmestoornissen in de hartkamer). Een ICD moet ventrikelfibrilleren of andere ventriculaire ritmestoornissen die tot ventrikelfibrilleren kunnen leiden, kunnen herkennen en door een elektrische shock kunnen beëindigen.

Een ICD wordt gebruikt als secundaire of primaire preventie. Bij primaire preventie krijgt de patiënt een ICD wegens het aanwezig zijn van een aantal risicofactoren die het ontstaan van ventrikelfibrilleren of een ventrikeltachycardie (te snelle hartslag door te snel kloppen van de hartkamers) waarschijnlijk maakt. Bij secundaire preventie is de patiënt succesvol gereanimeerd na een aangetoond ventrikelfibrilleren.

 

Preoperatieve fase

Bij een ICD-implantatie voor secundaire preventie is het kind meestal opgenomen in het ziekenhuis na een succesvolle reanimatie. Pas na de implantatie is het voor het kind veilig genoeg om het ziekenhuis te verlaten. ICD-implantatie voor primaire preventie is daarentegen een geplande ingreep die na zorgvuldig afwegen van alle voor- en nadelen van een ICD in samenspraak met ouders, kind en hulpverleners wordt uitgevoerd.
Afhankelijk van de reden voor ICD-plaatsing kunnen preoperatieve onderzoeken plaatsvinden, zoals elektrofysiologisch onderzoek, genetisch onderzoek, een cardiale MRI of een inspanningstest.

Het is belangrijk dat preoperatief goed wordt nagedacht over het type ICD en over de wijze van implanteren en programmeren. De manier van implanteren is afhankelijk van het lichaamsgewicht, de lichaamsbouw en de voorgeschiedenis van het kind. Bij jonge kinderen zijn de bloedvaten te klein om een dikke ICD-draad in te brengen zonder het risico van beschadiging van het vat. Dit geldt des te meer omdat bij jonge kinderen naar verwachting vaker vervanging van het ICD-systeem en de draden nodig zal zijn. Daarom moet men extra zuinig zijn op de beschikbare vaten.
Om de aderen van het kind te sparen voor latere ICD-ingrepen zal in eerste instantie – tot een leeftijd van tien jaar en/of een lichaamsgewicht van 30 kilogram, of bij eerder geopereerde kinderen – worden gekozen voor een epicardiale implantatie. Hierbij wordt de geleidingsdraad (of worden meerdere geleidingsdraden) direct uitwendig op het hartzakje gehecht of geschroefd. Meestal moet hiervoor het borstbeen volledig of gedeeltelijk worden geopend (volledige of partiële sternotomie). Bij oudere kinderen en/of niet-voor-geopereerde kinderen kan men kiezen voor een transveneuze implantatie (via de aderen).
Een epicardiale implantatie is dus ingrijpender dan een transveneuze implantatie. Bij de eerste methode moet de shockdraad, als draad of patch zonder isolatie, onderhuids op het hartzakje om het hart heen geplaatst worden. Het aansluiten van de draden en het testen van een ICD gebeurt zoals bij de transveneuze implantatie.
De plaats van een ICD is afhankelijk van de grootte en leeftijd van het kind. Bij een pasgeborene wordt de ICD in de buik- of borstholte geplaatst. Bij grotere zuigelingen, peuters en jonge schoolkinderen wordt de ICD buiten de buikholte, onder de rechter buikspier geplaatst.

 

Langetermijncomplicaties
Langetermijncomplicaties kunnen worden ingedeeld in twee groepen: ten eerste het optreden van onterechte shocks en ten tweede complicaties gerelateerd aan het ICD-systeem.
Een recente studie onder 224 kinderen met een ICD (Maron et al., 2013) toont een optreden van onterechte shocks van 6,5 procent per jaar. Bovendien werden in 3 procent per jaar complicaties van het ICD-systeem gezien, zoals een breuk of isolatiedefect van de geleidingsdraad, het loslaten van de geleidingsdraad, infectie van het ICD-systeem en bloeding in de implantatieplaats.

 

Kwaliteit van leven
In een studie (Sears et al., 2011) melden zestig kinderen tussen de acht en achttien jaar met een ICD een lagere fysieke en psychosociale gezondheid dan gezonde kinderen. Het meemaken van een ICD-shock had geen invloed op de gerapporteerde mate van gezondheid. Vergeleken met kinderen met een chronische ziekte beoordelen kinderen met een ICD hun fysieke gezondheid als lager. Dit lijkt vooral het gevolg van de door artsen opgelegde beperkingen in sport en andere activiteiten.
Psychosociale factoren, zoals angst en depressie, komen bij kinderen met een ICD even vaak voor als bij kinderen met een chronische ziekte. In het algemeen ervaren de oudere kinderen het hebben van een ICD als beschermend.
In gesprekken met jongere kinderen bij wie een ICD geplaatst is, komt vaak naar voren dat zij bang zijn voor het kastje in hun lijf. Het blijft lastig om hun goed uit te leggen waarvoor de ICD is. Ook het feit dat de ICD plotseling af kan gaan (of gaat) geeft bij het schoolkind extra stress, die moeilijk weg te nemen valt.

 

Nieuwe ontwikkelingen
Recent zijn nieuwe subcutane ICD-systemen ontwikkeld. Deze systemen bestaan uit een ICD en één shockdraad en worden volledig subcutaan, dus onder de huid zonder draden in het hart, geïmplanteerd. Voordelen van dit systeem zijn dat de borstkas niet geopend hoeft te worden en dat de bloedvaten gespaard blijven. Nadelen zijn de relatief grote afmeting van de S-ICD en het niet mogelijk zijn van pacing (het stimuleren van de hartslag bij een te laag ritme, zoals bij pacemakers). De ervaringen van deze systemen bij kinderen zijn nog zeer beperkt.

Verder zijn er nieuwe typen ICD’s ontwikkeld die door de MRI-scanner mogen. De traditionele ICD bevat veel metaal en de magnetische velden in een MRI kunnen dus schade geven aan onder andere de aanhechting van de draad, maar ook aan de elektronica van de ICD. Bij MRI-bestendige ICD’s is de hoeveelheid metaal van de ICD en de bedrading verlaagd, waardoor de gevoeligheid voor de magnetische straling is afgenomen.
Op de markt zijn diverse materialen gekomen ter bescherming van de plaats waar de ICD geplaatst is (het EvoShield, vergelijkbaar met een T-shirt met een beschermende laag). Dit geeft het kind de kans om mee te kunnen doen met spelletjes waarbij lichaamscontact of balcontact aanwezig is.
Ook is er een tendens naar kleinere ICD’s, met name voor kinderen, die minder onterechte shocks afgeven en beter programmeerbaar zijn, met onder andere een langere detectietijd en een hogere hartfrequentie.



STIN-informatie

De STIN heeft specifieke informatie beschikbaar voor de doelgroep kinderen met een ICD. In de brochure Jord en zijn ICD wordt het krijgen van een ICD op begrijpelijke wijze voor kinderen beschreven. Tevens is er een prentenboek uitgegeven: Jord en Iepie ICD worden dikke vriendjes, met name bedoeld voor kinderen van de onderbouw van de basisschool.

Lees meer

Open archief (52 artikelen)